Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·bips·bles·su·re
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorbipsblessure voorbipsblessures
verkleinwoord voorbipsblessuretje voorbipsblessuretjes

Zelfstandig naamwoord

de voorbipsblessurev

  1. een blessure aan de voorbips, een beschadiging aan de (werking van de) vulva.
    • Fietszadels zouden bij vrouwen kunnen zorgen voor een voorbipsblessure. 

Gangbaarheid