• vo·gel·klauw
enkelvoud meervoud
naamwoord vogelklauw vogelklauwen
verkleinwoord vogelklauwtje vogelklauwtjes

de vogelklauwv / m [1]

  1. scherpe nagel aan de poten van een vogel waarmee ze voedsel kan vasthouden of waarmee de vogel zich kan vastklampen aan een tak
     'Natuurlijk!' Franzi sprint weg en komt meteen weer terug met een stuk tuingereedschap dat eruitziet als een grote vogelklauw.[2]
     Het voorval doet denken aan de film 'Sharknado', waarin een grote storm gevaarlijke haaien uit zee vist en hen aan land werpt. Het 33 centimeter lange exemplaar dat in Virginia Beach landde, was echter onschadelijk. Kinderen van het gezin vonden het dode dier in de tuin. De haai had verwondingen op de plaats waar de vogelklauwen hem hadden gegrepen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  3.   Weblink bron “Haai valt uit de lucht in Amerika” (Dinsdag 7 juli 2015 om 20:47), De Standaard