Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voer we·der
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wedervoeren

voer (...) weder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wedervoeren
    • Ik voer weder. 
  2. gebiedende wijs van wedervoeren
    • Voer weder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wedervoeren
    • Voer je weder?