Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vloog op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opvliegen

vloog op

  1. enkelvoud verleden tijd van opvliegen
    • Ik vloog op. 
    • Jij vloog op. 
    • Hij, zij, het vloog op. 


Gangbaarheid