vlijen
Niet te verwarren met: vleien |
- vlij·en
- In de betekenis van ‘ordelijk of gemakkelijk neerleggen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vlijen |
vlijde |
gevlijd |
zwak -d | volledig |
vlijen
- overgankelijk op een geordende manier, comfortabel neerleggen
- Zij vlijde haar handen in haar schoot.
- wederkerend op zijn gemak gaan liggen, meestal tegen iets of iemand aan
- Het hertenkalfje vlijde zich tegen zijn moeder en viel in slaap.
- Het woord vlijen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlijen" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "vlijen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be