vlieg voorbij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vlieg voor·bij
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorbijvliegen |
vlieg (...) voorbij
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijvliegen
- Ik vlieg voorbij.
- gebiedende wijs van voorbijvliegen
- Vlieg voorbij!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijvliegen
- Vlieg je voorbij?