• vlees·markt
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesmarkt vleesmarkten
verkleinwoord vleesmarktje vleesmarktjes

de vleesmarktv / m [1]

  1. plaats waar men vleeswaren verkoopt
     Ze staken een weg over die afgesloten was geweest maar nu zo goed als uitgestorven was en liepen via een goederenspoorwegovergang naar iets wat op een vleesmarkt leek.[2]
  2. de handel in vlees en vleesproducten
     Overigens is de markt voor vleesvervangers in vergelijking met de vleesmarkt nog klein. Een gemiddeld huishouden gaf volgens de bank vorig jaar zo'n 13 euro uit aan vleesvervangers, terwijl dat voor bewerkt vlees zo'n 224 euro was.[3]
     Ook het Centraal Bureau voor de Statistiek bevestigt tegenover de NOS dat de vleesmarkt op dit moment geen krimp vertoont.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jesse Ball
    “Het duikersspel” (2020), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021417974
  3.   Weblink bron “Vleesvervangers steeds populairder, vooral door innovatie” (Woensdag 1 mei 2019, 09:57), NOS
  4.   Weblink bron “Vleesconsumptie stijgt licht, ondanks populaire vleesvervangers” (Maandag 23 september 2019, 23:38), NOS