vis uit
- vis uit
vervoeging van |
---|
uitvissen |
vis (...) uit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvissen
- Ik vis uit.
- gebiedende wijs van uitvissen
- Vis uit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvissen
- Vis je uit?
- Het woord vis uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.