Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vink·te af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvinken

vinkte (…) af

  1. enkelvoud verleden tijd van afvinken
    • Ik vinkte af. 
    • Jij vinkte af. 
    • Hij, zij, het vinkte af. 

Gangbaarheid