Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vink aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanvinken

vink aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvinken
    • Ik vink aan. 
  2. gebiedende wijs van aanvinken
    • Vink aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvinken
    • Vink je aan? 


Gangbaarheid