Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vind·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vindster vindsters
verkleinwoord vindstertje vindstertjes

Zelfstandig naamwoord

vindster v [1]

  1. vrouw die iets gevonden heeft
    • De 7-jarige Matilda Jones deed onlangs een bijzondere vondst in een meertje in het Engelse Cornwall. Tijdens een roeitocht met haar vader vond ze een zwaard. Volgens de legende zou dit zomaar hét zwaard Excalibur van koning Arthur kunnen zijn én zou Matilda dus de nieuwe koningin van Engeland worden. Jammer voor de vindster: het gaat waarschijnlijk om een achtergelaten filmzwaard. [2] 
    • Mariet Hospers van de dierenambulance haalde de hond op bij de vindster. Hospers reageert verbaasd als ze hoort dat de politie waarschuwde voor een gevaarlijke hond. "Een gevaarlijke hond? Nou, het is een hele lieve hond hoor. Hij luistert goed naar mijn commando's. Doet precies wat ik hem zeg." [3] 
    • Healiss nam contact op met Amazon en stuurde de ring terug. "Toen ik dat hoorde, kon ik mijn geluk niet op", zegt eigenaresse Tatiana. "Het is zo'n opluchting dat ik mijn ring terug heb en ik wil de vriendelijke klant enorm bedanken." Vindster Healiss is blij dat het juweel veilig bij Fernandez terug is. "Ik wens Tatiana en Stuart het allerbeste voor hun trouwdag." [4] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen