Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vind plaats
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
plaatsvinden

vind plaats

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsvinden
    • Ik vind plaats. 
  2. gebiedende wijs van plaatsvinden
    • Vind plaats! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsvinden
    • Vind je plaats? 


Gangbaarheid