• Samenstelling van het Zweedse bijvoeglijke naamwoord vid en het Zweedse werkwoord ta
Naar frequentie 12421
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
vidta
vidtade
vidtat
volledig

vidta

  1. overgankelijk nemen, treffen (van maatregelen), uitvoeren
  2. onovergankelijk volgen (van een gebeurtenis)
  • [1]: att vidta åtgärder
maatregelen treffen
  • [2]: att vidta försiktighet
voorzichtig te werk gaan