• ver·zes·vou·di·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord verzesvoudiging verzesvoudigingen
verkleinwoord

de verzesvoudigingv

  1. zes maal zoveel als voorheen
     964 mensen zijn positief getest na een reis naar Oostenrijk rond de jaarwisseling. Dat meldt het AD op basis van cijfers van het RIVM. Dat is een verzesvoudiging in vergelijking met de week vóór 28 december. Het aantal positief getesten onder reizigers die zijn teruggekeerd uit Zwitserland en Italië is verdubbeld.[1]
     Op het gebied van kinderporno explodeert het aantal tips. De Nationaal Rapporteur spreekt van een verzesvoudiging in een paar jaar tijd.[2]


  1.   Weblink bron “Bijna duizend Nederlanders besmet in Oostenrijk” (Dinsdag 4 januari 2022, 08:24), NOS
  2.   Weblink bron “'Politie moet meer digitaal onderzoek doen in misbruikzaken'” (Donderdag 22 november 2018, 05:19), NOS