verzakelijkt
- ver·za·ke·lijkt
- vervoeging van verzakelijken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
verzakelijken |
verzakelijkt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzakelijken
- Jij verzakelijkt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzakelijken
- Hij verzakelijkt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verzakelijken
- Verzakelijkt!
vervoeging van: | verzakelijken… |
verbogen vorm: | verzakelijkte |
verzakelijkt
- voltooid deelwoord van verzakelijken
- Het woord verzakelijkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.