• ver·vol·maakt
  • vervoeging van vervolmaken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
vervolmaken

vervolmaakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervolmaken
    • Jij vervolmaakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervolmaken
    • Hij vervolmaakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vervolmaken
    • Vervolmaakt! 
vervoeging van: vervolmaken…
verbogen vorm: vervolmaakte

vervolmaakt

  1. voltooid deelwoord van vervolmaken