• ver·ver·sen
  • Afgeleid van vers met het voorvoegsel ver- met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verversen
ververste
ververst
zwak -t volledig

verversen

  1. overgankelijk aanvullen met nieuwe, verse spullen
    • Het aanbod op de website wordt elke dag ververst. 
    • De commissie wordt jaarlijks ververst met nieuwkomers. 
  2. overgankelijk verbruikte, opgebruikte dingen vervangen door nieuwe, ongebruikte
    • Ik ververs de olie van mijn auto. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be