Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ui·ter·lij·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

veruiterlijken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
veruiterlijken
veruiterlijkte
veruiterlijkt
zwak -t volledig
  1. zoveel nadruk leggen op de uiterlijke vormgeving dat de eigenlijke innerlijke waarde verloren dreigt te gaan
    • Het miskennen van die ideologische, ik zou bijna zeggen, demonische lading van nostalgie is wat ik de reformatorische Ot en Sienmodeontwerpers verwijt. Wat die ideologische kant dan inhoudt? Dat een periode met al zijn waarden en normen wordt weggezet als definitief voorbij zijnd, onbereikbaar, niet meer relevant. Je kunt er hoogstens nog naar terugverlangen, haar naspelen, er met elkaar om lachen. En de meest effectieve manier om dat lachwekkende ervan te tonen is door heel die periode te veruiterlijken: kijk eens in wat voor rare pakjes ze toen liepen. [2] 
    • Je kunt in de Bijbelmovies ook een sarcastisch commentaar zien op de neiging om alles te veruiterlijken en in te korten tot 140 tekens of minder. En als satire is het dan best geslaagd. [3] 


Gangbaarheid


Verwijzingen