Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stie·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

verstieren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstieren
verstierde
verstierd
zwak -d volledig
  1. van koeien die na het kalveren aan de brulziekte lijden; wild en woest zijn
  2. verpesten door vervelend en onrustig gedrag
Uitdrukkingen en gezegden
  • de boel lopen te verstieren
onrust zaaien
• "Op de basisschool ging het goed, maar gelijk de eerste dag op de technische school, waar ik ging leren voor timmerman, stond ik vanwege mijn naam al op de gang. Ik moest mijn naam in een klassenboek schrijven en de docent dacht dat ik iet anders had ingevuld om de boel te zieken. Ik heb nog tegengestribbeld en geroepen ‘meneer ik heet echt zo’. Daar bleek de man helaas niet gevoelig voor. ‘Jij gaat de boel hier niet lopen verstieren’, riep hij nog. Wel lachen natuurlijk toen hij naderhand ontdekte dat ik goudeerlijk was geweest." [4] 
• Het zelf speuren naar de mol achter de buis moet Rik nu wel missen. Al liet hij zich bewust niet informeren over wie er dit seizoen de boel loopt te verstieren. Zo kon hij toch een beetje meespelen. "Langs de zijlijn heb ik een heel ander beeld op de opdrachten en kandidaten. Ik heb wel geprobeerd om de mol te vinden." Of dat gelukt is, laat hij in het midden. [5] 

Gangbaarheid

Verwijzingen