• ver·rui·gen
  • afleiding van ruig met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en

verruigen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verruigen
verruigde
verruigd
zwak -d volledig
  1. ergatief sterker begroeid raken met snelgroeiende twee- en meerjarige planten, waarbij minder hoge eenjarige planten die door menselijk ingrijpen voorkwamen worden verdrongen
     Eerder dit jaar haalde de gemeente namelijk de bordjes met de tekst 'natuurgebied niet betreden' weg. Bovendien veranderde volgens Zappeij het beheer van het natuurgebied. Kon eerder de natuur verruigen, nu wordt het gras rond de vijver kort gemaaid.[1]
     Oranjezon is met zijn 400 hectare onderdeel van het natuurmonument ’De Manteling van Walcheren’. Het is tussen 1200 en 1700 gevormd. Meer dan honderd jaar voorzag het duingebied Walcheren van drinkwater, maar nu mag de natuur haar gang gaan. Om de boel niet te veel te laten verruigen, lopen er grazers door de duingraslanden.[2]
70 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Sluis voor voetgangers bij Elbrink” (09-10-2007), Tubantia
  2.   Weblink bron “Langs de Zeeuwse kust” (21 jun. 2014), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be