• ver·reik·te
vervoeging van
verreiken

verreikte

  1. enkelvoud verleden tijd van verreiken
    • Ik verreikte. 
    • Jij verreikte. 
    • Hij, zij, het verreikte. 
vervoeging van: verreiken…
verbogen vorm: verreiktee

verreikte

  1. verbogen vorm van verreikt, voltooid deelwoord van verreiken