• ver·ou·we·lijkt
  • vervoeging van verouwelijken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
verouwelijken

verouwelijkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verouwelijken
    • Jij verouwelijkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verouwelijken
    • Hij verouwelijkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verouwelijken
    • Verouwelijkt! 
vervoeging van: verouwelijken…
verbogen vorm: verouwelijkte

verouwelijkt

  1. voltooid deelwoord van verouwelijken