• ver·mol·men
  • afgeleid van molm met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vermolmen
vermolmde
vermolmd
zwak -d volledig

vermolmen

  1. ergatief zacht worden door een proces van verrotting
    • Het hout van de drempel is gedeeltelijk vermolmd. 
79 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]