• ver·lo·den

verloden [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verloden
verloodde
verlood
zwak -d volledig
  1. verzegelend met een loodje
     Febiac wijst erop dat de begrenzers beveiligd worden door ze te verloden of via elektronische weg, en dat enkel gemachtigde constructeurs-installateurs via een persoonlijke code toegang hebben tot de afgestelde begrenzers.[2]
  2. voorzien van een loodlaag
36 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Febiac: 'Geen onderbrekers op snelheidsbegrenzers'” (19 juli 2000), De Morgen
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be