Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ga·der·agen·da
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vergaderagenda vergaderagenda's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vergaderagendav / m

  1. lijst met onderwerpen van een vergadering; agenda van een vergadering
     En dat is jammer, want de thuiswerkers van Nederland hebben hun collega’s dit jaar al zo moeten missen. We kennen onze werkmaatjes alleen nog maar van voor de webcam, en mét vergaderagenda. De traditionele borrel aan het eind van het jaar is dé gelegenheid voor verbroedering en voor het zo nodige informele contact. En vooruit, ook voor die sentimentele speech van je manager die zegt dat jullie niet alleen een afdeling zijn, maar ook een soort familie.[1]
     Het lukte de indieners vorig jaar wel om vijfhonderd handtekeningen op te halen om het voorstel op de vergaderagenda van Provinciale Staten te krijgen. De ‘referendumcommissie’ van de provincie zag geen bezwaar tegen het onderwerp, maar de coalitiepartijen GroenLinks, VVD, D66 en PvdA beslisten anders.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Thijs Launspach
    “Zo houd je een geslaagde digitale kerstborrel” (14-12-2020), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Bart van Zoelen
    “Toch geen referendum over windturbines via provincie Noord-Holland” (24 mei 2022), Het Parool