verdrievoudiging
- ver·drie·vou·di·ging
- naamwoord van handeling van verdievoudigen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verdrievoudiging | verdrievoudigingen |
verkleinwoord |
de verdrievoudiging v
- iets tot driemaal de oorspronkelijke grootte vergroten
- ▸ En deze reis van de tsaar naar Moskou zorgde voor een verdrievoudiging van de sterkte van het Russische leger.[2]
- ▸ Zeker 28.395 mensen bereikten afgelopen jaar het Verenigd Koninkrijk via het Kanaal, een verdrievoudiging ten opzichte van een jaar eerder. Het hoogtepunt lag in november, toen 6869 mensen overstaken met relatief gunstige weersomstandigheden. Op 11 november bereikten 1185 mensen de Britse kust, het hoogste aantal op een dag.[3]
- Het woord verdrievoudiging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Recordaantal migranten stak vorig jaar Kanaal over” (DI 4 JANUARI 2021), NOS