veiligheidshandschoentjes

  • vei·lig·heids·hand·schoen·tjes

de veiligheidshandschoentjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord veiligheidshandschoen
    • In de meer dan 20 zakken zaten naast potgrond, flessen en veiligheidshandschoentjes ook cannabisplantjes. [1]