veiligheidshandschoentje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vei·lig·heids·hand·schoen·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het veiligheidshandschoentjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord veiligheidshandschoen

Gangbaarheid