vastliggen
- Geluid: vastliggen (hulp, bestand)
- vast·lig·gen
- samenstelling van vast en liggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vastliggen |
lag vast |
vastgelegen |
klasse 5 | volledig |
vastliggen [1]
- onovergankelijk ergens aan bevestigd zijn
- onovergankelijk geregistreerd zijn, bepaald zijn
- Het ligt vast dat de budgettaire spanningen de komende jaren groter worden
- Het woord vastliggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vastliggen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be