• var·för
  • Samenstelling van de Zweedse woorden var en för
Naar frequentie 64

varför

  1. hoe komt het dat, hoezo, om wat, om welke reden, waarom, waarvoor
    «Vet du varför hundar sover i människors sängar?»
    Weet je waarom honden slapen in bedden van de mensen?

varför

  1. weshalve, weswege