vandaar
- van·daar
- samenstelling van van en daar
vandaar
- vanuit die plek
- Hij reed naar Rotterdam en nam vandaar de trein.
- duidt een causaal verband aan met een voorafgaande zinsnede
- Hij had vreselijke haast. Vandaar die bon.
- Het woord vandaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vandaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be