val tegen
- val te·gen
vervoeging van |
---|
tegenvallen |
val tegen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenvallen
- Ik val tegen.
- gebiedende wijs van tegenvallen
- Val tegen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenvallen
- Val je tegen?
- Het woord val tegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.