vakantie vieren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie vie·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en vieren ww
Werkwoord
vakantie vieren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vakantie vieren |
vierde vakantie |
vakantie gevierd |
zwak -d | volledig |
- genieten van het feit dat men op vakantie is
Gangbaarheid
- Het woord vakantie vieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.