Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaar·ver·bod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vaarverbod vaarverboden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vaarverbodo

  1. het verbieden om ergens te varen; het strafbaar stellen om ergens te varen
     In Amsterdam hopen ze dat er op de grachten geschaatst kan worden. Daarom is in een aantal grachten een vaarverbod ingesteld, blijft er een sluis dicht en zijn gemalen stilgelegd.[2]
     Dit weekend gaat in Friesland op veel plaatsen een vaarverbod in. Volgens de verwachtingen gaan we een koude week met veel vorst tegemoet en de provincie wil de ijsgroei bevorderen. De maatregel geldt vanaf zaterdagmiddag 17.00 uur.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Haaksbergen troeft Arnhem af en houdt eerste natuurijsmarathon” (Dinsdag 27 februari 2018, 12:36), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Friesland: niet varen maar vriezen” (Woensdag 21 februari 2018, 14:16), NOS