Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaart te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugvaren

vaart (...) terug

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugvaren
    • Jij vaart terug. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugvaren
    • Hij vaart terug. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van terugvaren
    • Vaart terug! 

Gangbaarheid