• vaag·weg
  • afgeleid van  vaag bn  met het achtervoegsel -weg

vaagweg [1]

  1. op een vage niet al te heldere manier
     Eind vorige maand zette Hillary Clinton (71) zelf de deur vaagweg op een kier. ,,Ik wil graag president zijn”, liet ze zich ontvallen aan nieuwssite Recode op een evenement in New York.[2]
     Ik herinner me vaagweg een programma waarin de nieuwe films voorgesteld werden; een man op een barkruk die naar een filmposter wees, dertig seconden interview met Sharon Stone, een reporter die op kosten van de belastingbetaler naar LA vloog en daar over de Walk of Fame wandelde.[3]
22 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Voormalig adviseur Clintons: Hillary gaat opnieuw voor presidentschap in 2020” (15-11-2018), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Roderik Six
    “Televisie is infantiel en archaïsch. Boeken horen daar niet” (15/07/2019), HP de Tijd
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be