• ut·re·de
  • Afgeleid van rede met het voorvoegsel ut-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
utrede
utreder
utredet
utreda
utredet
utreda
Klasse 1 zwak

utrede

  1. overgankelijk klaarheid brengen in, onderzoeken
    «Nå er det gitt 50 millioner kroner til å utrede mulighetene for lyntog i Norge.»
    Nu zijn 50 miljoen kronen uitgetrokken om de mogelijkheden voor een hogesnelheidstrein in Noorwegen te onderzoeken.
  • bringe klarhet i
  • undersøke grundig