Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ziend

Werkwoord

vervoeging van: uitzien
verbogen vorm: uitziende

uitziend

  1. onvoltooid deelwoord van uitzien
stellend
onverbogen uitziend
verbogen uitziende

Bijvoeglijk naamwoord

uitziend

  1. een aanblik hebbend
    • De bekoorlijk uitziende vrouw had vele aanbidders. 
    • Deze heerlijk uitziende taart heb ik zelf gemaakt.