• uit·hon·ge·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord uithongering uithongeringen
verkleinwoord

de uithongeringv

  1. het zo weinig voedsel nuttigen dat men verhongert
     De gesprekken volgen op een rechtszaak die de Stichting Japanse Ereschulden (SJE) aanspande tegen de Nederlandse staat. SJE eiste daarbij financiële compensatie voor de Nederlandse onderdanen die hebben geleden onder de Japanse bezetting in Nederlands-Indië, van 1942 tot 1945. Die jaren kregen slachtoffers te maken met onder meer uithongering, marteling en seksuele uitbuiting.[2]
  2. het verhongerd zijn
     Tussen 1975 en 1979, toen de communistische Khmer werd verdreven door een inval van buurland Vietnam, kwamen naar schatting 1,7 miljoen Cambodjanen om het leven. Ze werden gemarteld, vermoord of stierven door uithongering of dwangarbeid.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Slachtoffers Japanse bezetting in gesprek met kabinet over excuses en compensatie” (Zaterdag 14 januari 2023, 12:30), NOS
  3.   Weblink bron “Oud-leider Rode Khmer verliest hoger beroep, blijft levenslang gestraft” (Donderdag 22 september 2022, 10:18), NOS