• uit·ge·la·ten·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord uitgelatenheid uitgelatenheden
verkleinwoord - -

de uitgelatenheidv

  1. uitbundige, grenzeloos vreugdevolle stemming
    • De uitgelatenheid van de kinderen deed de ouders het ergste vrezen; meestal volgde er dan een huilpartij.