uitentreuren
- Geluid: uitentreuren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌœytənˈtrørə(n) / (4 lettergrepen)
- ui·ten·treu·ren
- samentrekking van "uit den treuren", in de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: tot vervelens toe’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1] [2] [3]
uitentreuren
- (pejoratief) zonder ophouden, zodat het vervelend wordt
- De regie koos ervoor het doelpunt uitentreuren te herhalen.
- Het woord uitentreuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitentreuren" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ uitentreuren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "uitentreuren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be