• uit·een·ne·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uiteennemen
nam uiteen
uiteengenomen
klasse 4 volledig

uiteennemen

  1. overgankelijk in zijn onderdelen ontbinden
    • Het instrument werd uiteengenomen om het in- en uitwendig te reinigen.