tuthola
- tut·ho·la
- In de betekenis van ‘trut’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- samenstelling van tut ww en hola [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuthola | tuthola's |
verkleinwoord | tutholaatje | tutholaatjes |
de tuthola v
- onhandig, dom vrouwspersoon
- Het woord tuthola staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.