• tus·sen·leg·ger·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord tussenleggertje tussenleggertjes

het tussenleggertjeo

  1. het plastic velletje tussen plakjes vleeswaren
    • Het tussenleggertje zorgde dat de plakjes vleeswaren niet aan elkaar bleven plakken.