Nederlands

 
trouwportret
Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·por·tret
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwportret trouwportretten
verkleinwoord trouwportretje trouwportretjes

Zelfstandig naamwoord

het trouwportreto

  1. de staatiefoto die men van het bruidspaar maakt ter gelegenheid van het huwelijk
    • "Zag zij niet van haar vriendin aan de muur haar trouwportret?" Evert Santegoeds weidt uit over de bizarre ontwikkelingen in het liefdesleven van Rafael van der Vaart, hij doet het nu met Sylvies beste vriendin Sabia.[1] 
    • Het is een groot, glimmend trouwportret, van een een man in sjiek zwart pak en een vrouw in een witte jurk, voorzien van een meterslange sleep. Ook deze plaat is gemanipuleerd. Om hem te creëren, heeft de winkelier de gezichten van twee klanten op een oud trouwportret uit zijn bestand geplakt. Hij grijnst: ‘Deze klanten hadden geen trouwfoto’s. Ik heb die mensen echt gelukkig gemaakt.’[2] 


Verwijzingen

  1. de Telegraaf 08 apr. 2013
  2. Volkskrant Arjen van der Ziel 1 mei 2010,