• trist
vervoeging van
trissen

trist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trissen
    • Jij trist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trissen
    • Hij trist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van trissen
    • Trist! 


  • Afkomstig van het Latijnse tristis.

trist

  1. droevig


  • Afkomstig van het Latijnse tristis.

trist

  1. droevig


trist

  1. saai