• trij·pen
  • Afgeleid van trijp met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen trijpen

trijpen

  1. van trijp gemaakt
    • We zaten op zacht donkerrode trijpen sofa's. 
27 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be