Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • tri·gin·til·joen

Hoofdtelwoord

trigintiljoen

  1. 10180, het getal in cijfers een één met honderdentachtig nullen
enkelvoud meervoud
naamwoord trigintiljoen trigintiljoenen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het trigintiljoeno

  1. getal gelijk aan 10180, te schrijven als een 1 met 180 nullen
    • Een trigintiljoen is een zeer groot getal.