treilen
- trei·len
treilen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
treilen |
treilde |
getreild |
zwak -d | volledig |
- (scheepvaart) aan een lijn voorttrekken, op sleeptouw nemen
- (visserij) vissen met een sleepnet
de treilen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord treil
- Het woord treilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "treilen" herkend door:
19 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ treilen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be