Deens

Uitspraak
  • IPA: /ˈtˢʁ̥ɔðˌløːˀs/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van tråd ("draad") met het achtervoegsel -løs.

Bijvoeglijk naamwoord

trådløs

  1. draadloos

Verwijzingen


Noors

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van tråd ("draad") met het achtervoegsel -løs.

Bijvoeglijk naamwoord

trådløs

  1. draadloos
    «Det blir vanligere og vanligere med trådløst Internett.»
    Dit wordt almaar gewoner met het draadloos internet.
    «Jeg har trådløs mus og trådløst tastatur til datamaskinen min.»
    Ik heb een draadloze muis en een draadloos toetsenbord voor mijn computer.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud trådløs - -
o enkelvoud trådløst
meervoud trådløse
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
trådløse - -
Synoniemen